Interview Anneke Neukircher
Twee oud-leerlingen vertellen over hun schooltijd vroeger
Mevrouw Anneke Neukircher, oud-leerling Joods Lyceum, Fisherstraat
Toen in september 1941 het nieuwe schooljaar weer begon moesten ruim 1600 Joodse kinderen thuisblijven. De Duitse bezetter had besloten dat zij niet meer terug mochten naar hun oude school. Voortaan moesten deze leerlingen naar speciale scholen voor uitsluitend Joodse kinderen en Joodse leraren. Mevrouw Neukircher ging in september 1941 naar de eerste klas van Joods Lyceum in de Fisherstraat. Zij vertelt over haar leven tijdens de oorlog, over haar tijd op het Joods Lyceum, over haar vlucht naar Zwitserland en de periode kort na de oorlog.
Interview "Strand"
Interview "Milkbar"
Interview
Voor veel leerlingen was de overgang naar de nieuwe school heel ingrijpend. Ze moesten ineens weg van hun vriendjes, naar een andere school, in een andere buurt. Misschien kenden ze wel wat andere leerlingen maar het was toch heel vreemd, een nieuwe school met heel andere leraren en een nieuwe klas. Voor mij was de overgang iets minder groot. Ik ging natuurlijk wel naar een Joodse school maar ik moest omdat ik voor het eerst naar de middelbare school ging hoe dan ook van school veranderen. Daar had ik me al op voorbereid en gelukkig kende ik wel wat andere leerlingen. Ik was dus niet alleen.
Dat met die speciale Joodse scholen kwam niet helemaal onverwacht. Het leven voor Joodse Nederlanders werd steeds moeilijker. In januari 1941 had de bezetter allerlei wetten ingesteld. We mochten niet meer naar het zwembad en de sportclub, niet meer naar de bioscoop en onze fietsen moesten wij inleveren. Door al deze wetten was het moeilijk iets gezelligs te doen met mijn niet-Joodse vrienden en vriendinnen. Zij gingen natuurlijk wel voetballen en tennissen. En we moesten op een bepaald moment een gele Jodenster op onze kleren dragen, zodat iedereen kon zien dat wij Joods waren.
Het was natuurlijk heel erg raar dat we naar een speciale Joodse school moesten. En de leraren wilden die hele ongewone situatie compenseren, door ons veel huiswerk te geven, ons hard te laten werken. Leren is heel belangrijk voor Joden. Dat kun je ook zien als je over de Joodse geschiedenis leest, dat onderwijs en leren zo belangrijk zijn. Ik had ook een leraar, meneer Dwinger. Hij heeft in verschillende concentratiekampen gezeten, en in al die kampen waar hij kwam werden voor kinderen lessen georganiseerd. Het was natuurlijk verschrikkelijk in die kampen, maar met onderwijs probeerde men de mensen te helpen, op de been te houden. En bij ons op school waren werken en leren dus ook heel belangrijk.
Die leraren waren vaak streng. Maar de meesten waren heel erg goed en hielden van hun vak. Afgezien van de vreemde, voor ons onveilige situatie, was het bij ons op school net als op andere scholen. Er waren ondeugende kinderen, een leraar die geen orde kon houden. Wat dat betreft was het eigenlijk ook weer heel gewoon. Daar heb ik nu toch wel bewondering voor, dat vooral rector Bartels, het “gewoon” wilde houden.
We konden na schooltijd natuurlijk niet zo veel meer doen, door al die wetten die de Duitsers hadden ingesteld. Daarom organiseerde de school heel veel activiteiten zoals toneel, muziek en tafeltenniswedstrijden. Op een gewone school had je dat toch veel minder.
Ik heb tot juni 1942 op die school gezeten. Daarna ben ik met mijn moeder en mijn zus naar Zwitserland gevlucht. Mijn vader was kort daarvoor overleden, hij is ziek geweest. De vlucht naar Zwitserland was heel gevaarlijk maar we hebben veel geluk gehad. Wij zijn wel opgepakt in Frankrijk en dat dreigde ook heel slecht af te lopen. Maar het is ons gelukt.
In Zwitserland ontmoette ik ook een vriendinnetje van school, ik kende haar goed uit de Fisherstraat. Zij is in september nog wel even naar school geweest en vertelde dat er iedere dag minder kinderen op school waren. De conciërge kwam iedere dag in de klas om de absenten op te nemen en die lijst werd steeds langer. Sommigen gingen onderduiken of vluchten, anderen zijn door de Duitsers opgepakt en naar een concentratiekamp gestuurd.
In Zwitserland ben ik ook naar school gegaan, naar een internationale school. Dat was heel vreemd want er werd geen Nederlands gesproken.
Na de oorlog zijn wij zo snel mogelijk teruggegaan naar Nederland. Ik moest natuurlijk nog naar school, dus ik ging naar het lyceum waar ik in 1941 toelatingsexamen voor had gedaan. De rector van die school stond niet te trappelen om mij op te nemen. Dat was niet leuk want mijn zus had daar 6 jaar lang op school gezeten, tot haar eindexamen. Maar alle andere leraren die ik kreeg, die waren stuk voor stuk heel behulpzaam. Zij hebben mij bijles gegeven. Als ik de stof niet snapte, dan mocht ik na school nog even blijven, dan namen ze het nog eens met mij door. Maar ik voelde me wel een vreemde eend in de bijt. De klas waarin ik zat was niet zo leuk. Maar we hebben allemaal heel goed eindexamen gedaan. Het was niet makkelijk, om na de oorlog weer terug te keren in het gewone leven, na alles wat we hebben meegemaakt. Ik heb wel één vriendin overgehouden aan de tijd op die school, een goede vriendin.
Waarom Hitler de Joden had uitgekozen als zondebok? Ja, dat is niet te begrijpen. Veel mensen hebben daar boeken over geschreven en op die vraag is niet zomaar één goed antwoord te geven. Onbekend maakt onbemind. Zo kan haat voor een minderheid ontstaan, we zij bang voor elkaar, omdat we elkaar niet kennen. Op dit moment is dat ook weer zo. Daarom wil ik tegen de kinderen van nu zeggen: verdiep je in de ander, ga eens bij elkaar spelen, na schooltijd, al is het maar een uurtje! De angst voor elkaar moet doorbroken worden, dat is heel belangrijk!