De komst van Joden naar Den Haag
Van de Middeleeuwen tot aan WOII
Waarschijnlijk Samuel Pallache, geschilderd door Rembrandt
Portugal en Spanje
Al in de middeleeuwen vinden we aanwijzingen dat er Joden in Den Haag leefden. De eerste verwijzing naar Haagse Joden is gevonden in stukken uit 1398. In aanwezigheid van de Hollandse graaf Albrecht van Beieren bekeerde een Joods echtpaar zich in dat jaar tot het christendom. Dat gebeurde in de Grote of Sint Jacobskerk in het centrum van Den Haag.
Aan het einde van de 16de eeuw vluchtten veel Joden uit Spanje en Portugal naar de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. Deze vluchtelingen worden Sefardische of Portugese Joden genoemd en vestigden zich met name in Amsterdam. De Sefardische Joden bleven hun moedertaal Spaans of Portugees spreken. Vóór 1650 kwamen nog weinig Joden naar Den Haag. In Den Haag woonde Samuel Palache. Hij was Jood en tevens gezant van Marokko. Ook dr. Joseph Bueno, de lijfarts van Prins Maurits, was een Sefardische Jood. In 1668 vestigde zich in Den Haag de beroemde filosoof Baruch d’Espinoza (Benedictus Spinoza).
Verschillende Portugees-Joodse families in Amsterdam hadden zakelijke banden met het landsbestuur in Den Haag. Om de contacten te verbeteren verhuisden omstreeks 1675 verschillende rijke Sefardische families vanuit Amsterdam naar Den Haag.
Oost Europa
Na 1650 kwamen ook andere Joodse vluchtelingen naar ons land. Als eerste kwam een groep uit Duitsland. Al snel volgden Joden uit gebieden nog verder naar het oosten, zoals Polen en Oekraïne. Ze waren op de vlucht voor de pogroms, waarbij zeer vele Joden werden mishandeld of gedood. Deze Joden worden Hoogduitse of Asjkenazische Joden genoemd.
De vluchtelingen uit Oost-Europa spraken en schreven een eigen taal, het Jiddisj. De eerste Asjkenazische Joden kwamen in de 17de eeuw naar Den Haag als personeel van de rijke Sefardische Joden.
Maquette Joodse buurt Den Haag 1796
Bankier en koopman in 18de-eeuws Den Haag. Hij stond aan de basis van de groei van de Joodse gemeenschap in Den Haag.
Veilig in Den Haag
Veel Joodse vluchtelingen vonden in de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. veiligheid. Zij mochten hier hun Joodse godsdienst beoefenen. Een aantal van hen kwam in Den Haag terecht. Hier was het niet altijd makkelijk om een bestaan te vinden. Een aantal Joden was rijk genoeg om als burger van Den Haag te worden toegelaten.
Sommige nieuwkomers probeerden werk te vinden via één van de Haagse gilden. Dit lukte moeilijk, omdat maar een paar Haagse gilden, zoals het kruideniersgilde en het kleerkopersgilde, Joden toelieten als lid. De meeste gilden weigerden aan Joden een lidmaatschap. De rijke Abraham Boas wilde bijvoorbeeld lid worden van het wijnkopersgilde, maar dit werd hem door het bestuur van Den Haag in 1713 geweigerd.
Voor Joden bleef dus maar een aantal beroepen over. Zij moesten zich vaak beperken tot eenvoudiger beroepen of tot de geldhandel. Tobias Boas (1696-1782), de zoon van Abraham Boas, werd zeer rijk in de geldhandel. Hij bouwde een groot bankierskantoor op en werd één van de belangrijkste bankiers van Holland.
Door zijn goede contacten met vele vorstenhuizen slaagde Tobias Boas erin verdrukte Joden in het buitenland te helpen. Den Haag werd een bekend toevluchtsoord voor Oost-Europese vluchtelingen.